Verschillende vormen van springen verspreid in de zaal. De lesgever geeft aan op welke manier moet gesprongen worden:
voorwaarts, rugwaarts, zijwaarts
op 1 voet (hinkelen), met 2 voeten samen
met gordel tussen de voeten, tussen de knieën
verschillende sprongen na elkaar
springen per twee (hand in hand)
ritme (snel/traag/op tel….)
jongeren springen zo ver als ze groot zijn, als de anderen groot zijn
over de breedte van de zaal met zo weinig mogelijk grondaanrakingen
vanuit stilstand, met aanloop
over voorwerpen verspreid in de zaal: gordels, sporttassen, makiwara, hoepels,
Variatie:
na landen een karatetechniek laten uitvoeren
breng een tikker in het spel die rond de voorwerpen moet lopen in plaats van er over te springen. Aangetikte jongeren helpen mee tikken.
één of twee tikkers aanduiden, op signaal springen de jongeren in de hoepels. De tikkers proberen de jongeren die nog niet in de cirkel staan aan te tikken. Aangetikte jongeren helpen mee tikken.
Zie oefening: "Opwarming: Springen over/op Zweedse banken"
Aandacht:
landen bij voorkeur op beide voeten – bij landen door de knieën gaan
afstand tussen hoepels mag niet groter zijn dan de beenlengte van de jongeren
zorg ervoor dat de jongeren volgens lichaamslengte zijn ingedeeld
laat de jongeren niet té snel achter elkaar springen